Auteur: Denis Dujardin, landschapsarchitect
Groen op daken zit stevig in de lift. De stedelijke verdichting en de noodzaak om steden groener te maken, is hiervan zowel de directe oorzaak alsook de aanleiding. Fundamenteel is dat dit groen niet aan de aarde kan, het kan niet doorwortelen naar de ondergrond en dus moet er een kunstmatige watertafel worden gemaakt op het dakoppervlak. Gezien de kurkdroge zomers van de laatste jaren is dit geen overbodige luxe.
Een optie is overschakelen naar een irrigatiesystemen, maar dat is budgettair niet altijd vanzelfsprekend. Om dakgroen te laten slagen, moet men verschillende criteria in acht nemen. Er is nood aan een degelijk systeem dat een watervoorraad garandeert, maar ook het overtollige water kan laten afvoeren. Vervolgens is goed substraat eveneens een belangrijke component. Ten slotte is een goede en aangepaste plantkeuze cruciaal.
Retentiedaken
Door de droge zomers wordt er stilaan gekozen voor het systeem van de zogenaamde retentiedaken. Dat betekent een kunstmatige watertafel die wordt voorzien op het dak, waaruit planten kunnen putten via capillariteit. Elementair daarbij is dat het dak plat is en dus niet hellend.
Door de droge zomers wordt er stilaan gekozen voor het systeem van de zogenaamde retentiedaken.
Het gangbare systeem waarbij water quasi afvloeit, wordt nog heel vaak gebruikt omdat de meeste daken nog altijd hellend zijn waardoor ze het water moeten kunnen afvoeren. Bestaande normeringen zijn nog steeds niet aangepast aan het systeem van de retentiedaken en dat is jammer, want gezien de droogte en de sterk stijgende vraag en integratie van dakgroen op gebouwen, is een aangepaste normering nochtans elementair.
Survivorplanten
Wat de planten betreft, zijn we al jaren bekend met het principe van de Sedum-daken. Het klopt dat Sedums kampioenen zijn als het op droogteresistentie aankomt maar de neiging om in steden de biodiversiteitskoppeling aan te zwengelen, vindt ook plaats op de daken. Er moet oog zijn voor planten die in extreem moeilijke omstandigheden kunnen overleven. Denk vooral aan overlevers in stedelijke condities zoals voegen in verharding en muurspleten bijvoorbeeld.
Eigenlijk zijn dergelijke survivorplanten diegenen die steppe-omstandigheden aankunnen. Zeer warm en droog in de zomer en erg koud in de winter.
Planten die in staat zijn om bij grote hitte toch te overleven en die winterse omstandigheden met uitermate weinig voedsel noch ruimte doorstaan, om er in de lente toch weer door te komen.
Eigenlijk zijn dergelijke survivorplanten diegenen die steppe-omstandigheden aankunnen. Zeer warm en droog in de zomer en erg koud in de winter. Een zeer groot verschil tussen zomerpieken en winterdalen. Dan denken we bijvoorbeeld ook aan Mediterrane vegetatie, maar er zijn wel degelijk ook ”inheemse” planten die in dergelijke omstandigheden gedijen. Muizeoortje is er daar één van.
Darwin op het dak
Om een plantkeuze te maken is wel degelijk een stevige plantenkennis en observatie nodig. Droogtebestendigheid en bestand zijn tegen temperatuurschommelingen is een basisvoorwaarde voor de ingezette soorten. De aangehaalde Sedums zijn daar een voorbeeld van, maar zoals vermeld, proberen we daken vandaag biodiverser te maken en experimenteren we met een veelheid van soorten. Die gaan we vaak mengen waarbij we een risicostrategie hanteren. Daarbij gaan planten concurreren en overleven enkel de sterkste. Of om het met Darwin te zeggen: de meest “aangepaste”.
Zo kan je bijvoorbeeld op een oppervlakte van ongeveer 150m² een 25-tal soorten door elkaar mengen. Dan zie je dat na een paar jaar er een paar uitvallen maar ook dat er wilde planten zich inzaaien. Dan popt de onvermijdelijke discussie rond het zogenaamde “onkruid” op. Sommige soorten van de inheemse flora die zich spontaan nestelen, kunnen een meerwaarde zijn en de biodiversiteitskoppeling een serieuze boost geven. Wat er dan wordt verwijderd verschilt van dak tot dak.
Intelligent wieden
Deze laatste praktijk wordt “intelligent weeding” genoemd. Dat vergt uiteraard een gedegen kennis en overleg tussen pakweg tuinarchitect, bouwheer en hovenier. Zo bekom je een naturalistisch beeld.
De grootteorde van de vermenging tussen “ingekomen” soorten en van bij aanvang aangeplante of gezaaide soorten, is een specifieke keuze die moet gemaakt worden en steeds verschilt van situatie tot situatie. Het bepaalt de graad van wat we inmiddels het “naturalistisch effect” zijn gaan noemen.
Het is een scala van typologieën tussen een tuinbeeld enerzijds en een natuurgebied anderzijds.
Het mooie aan dit systeem is, dat je een specifieke dynamiek in de beplanting krijgt dat net is zoals in de natuur. Planten schuiven, breiden uit, zaaien zich desgevallend uit en daarbij ontstaat een sterk gevarieerd beeld van verticale en horizontale elementen. Hierbij wordt ook sterk op het winterbeeld gelet. Droogtesilhouetten en groenblijvers spelen daar een belangrijke rol in en ook bolgewassen helpen aan die dynamiek.
Het mooie aan Intelligent weeding is, dat je een specifieke dynamiek in de beplanting krijgt dat net is zoals in de natuur.
Grassen zijn uiteraard ook van de partij, want die helpen om het steppeachtige effect kracht bij te zetten. In het geval het substraat een kritische dikte heeft, vinden ook houtachtigen hun plaats op dergelijk groendak. Op retentiedaken zijn de mogelijkheden door de aanwezigheid van een kunstmatige watertafel, groter; zeker wat het inzetten van houtachtigen betreft.
Onderhevig aan omstandigheden en tijd
Een vaak onderschatte conditie op daktuinen, zijn trouwens schaduwplekken. Zo ligt zeker niet elk dak in de zon. Slagschaduw van belendende gebouwen zorgt voor een extra bezwarende conditie voor de planten op dak, bovenop de droogte en de temperatuurwisseling.
Deze uitdagingen het hoofd bieden vereist op zijn minst gezegd een stevige plant. Gelukkig bestaan die soorten maar dat kom je uiteraard maar te weten door middel van “trial en error” bepaalde soorten toe te passen en te zien hoe ze reageren. Elementair en niet te onderschatten is om dit, zoals het bij elke goeie beplanting betaamt, te evalueren na een paar jaar.
Dat dakgroen gigantisch in de lift zit, is dus meer dan een openstaande deur. De wereld van de architectuur en opdrachtgevers simuleren in virtuele renderings vaak dakgroen zonder dat dit aan de constructieve en technische voorwaarden voldoet om zo het getoonde beeld in de realiteit een degelijke kans te geven. We kunnen maar hopen dat er hierover meer globaal overleg komt tussen de wereld van de opdrachtgevers, architectuur, stabiliteits-ingenieurs en mensen uit de groenwereld. Alleen zo krijgen we meer geïntegreerde projecten met meer groen en zo mogelijk een verhoogde biodiversiteit. Onze verstedelijkte omgeving kan er maar wel bij varen.