Tekst en foto’s: Marc Verachtert
Kennismaken met Jan Vilain: “Na mijn opleiding tuin- en landschapsarchitectuur werkte ik bij twee studiebureaus om in 2006 de overstap te maken naar de vzw Voetgangersbeweging met focus op openbare ruimte via het Steunpunt Straten. Nu is dat Infopunt Publieke Ruimte, het kenniscentrum voor openbare ruimte in Vlaanderen. Ik ben er onder andere hoofdredacteur voor het tijdschrift Publieke Ruimte, coördineer en ben voorzitter van de prijs ‘Publieke ruimte’ en ben vanuit die functies in veelvuldig contact met heel wat mensen en actoren op het terrein”.
Publieke ruimte of publiek domein?: “Publieke ruimte bestaat bij gratie van het publiek dat er gebruik van maakt. Zo zijn zowel een leeg plein als een totaal verharde straat openbaar domein. Nemen mensen er bezit van, komen ze naar buiten met een stoel of wordt de ruimte ingepalmd als bijvoorbeeld speelstraat dan wordt openbaar domein publieke ruimte. Het verschil zit hem in mensen en het gebruik dat ze ervan maken. Vandaar de inrichting zo belangrijk is. Het moet een aantrekkelijke plek zijn voor mensen. Als openbaar bestuur moet je daarom een inspanning leven om publieke ruimte te maken. Publiek domein is eigenlijk een hybride begrip.”
Publieke ruimte leeft onder mensen: “Bij zowel nationale als lokale verkiezingen wordt door middel van bevragingen en enquêtes gepeild naar wat leeft bij mensen. Het hoe en wat van openbaar domein blijkt daarbij een constante bekommernis: mobiliteit, netheid van de straat, veiligheid, … In de media worden die bekommernissen bijna steeds onderaan het lijstje gezet. Zij hebben het liever over woongelegenheid, werkgelegenheid in eigen streek, multiculturele samenleving,… terwijl uit onderzoek blijkt dat voor de meeste mensen de kwaliteit van hun leefomgeving belangrijker is.”
Grote steden, logische koplopers: “Grotere steden en gemeenten hebben een grotere administratie en daardoor ook meer specialisten in dienst dan kleinere gemeente. Ze kunnen daardoor meer en sneller nieuwe ontwikkelingen en visies detecteren en inpassen in hun beleid. Kleinere gemeenten kunnen dat minder want hebben minder personeel. Soms moet eenzelfde persoon er zelfs meerdere taken combineren. In grotere steden krijg je bovendien vaker en sneller een breed draagvlak voor vernieuwende initiatieven.”
Zeker daar waar het beleid aarzelt moeten ambtenaren proberen te overtuigen met goede voorbeelden en argumenten
Ambtenaren moeten durven sturen!: “Zeker daar waar het beleid aarzelt moeten ambtenaren proberen te overtuigen met goede voorbeelden en argumenten. Ze moeten niet alleen duiden op het directe resultaat van ingrepen op de publieke ruimte, maar ook wijzen op kruisverbanden en terugverdieneffect op andere beleidsdomeinen. Ontharden, vergroenen, mogelijk maken van waterinfiltratie vermindert gevolgen van opwarming van onze steden, minder auto’s en parkeerplaatsen creëert ruimte voor voetgangers, een gezondere leefomgeving, meer biodiversiteit,… De som van dat alles stimuleert beleving en kan zelfs als elementen van citymarketing gebruikt worden.”
Graag multifunctioneel en aanpasbaar: “Een goede publieke ruimte is er voor iedereen, voor mensen van alle leeftijden en interesses en combineert meerdere functies in tijd en ruimte. Waarom niet een schoolspeelplaats na de uren openstellen voor gebruik als buurtpark? Ze moet ook kansen laten voor verandering en meegroeien met de bewoners die er rond wonen. Wat na 10 jaar niet meer functioneert moet kunnen veranderen! Gebruik van circulair materiaal kan dat proces vereenvoudigen.”
Een goed ingerichte publieke ruimte nodigt iedereen uit er gebruik van te maken.
Openbare ruimte als verbindend element: “Een goed ingerichte publieke ruimte nodigt iedereen uit er gebruik van te maken. Dames met en zonder hoofdoeken, jong en oud, hipsters en andere profielen komen er samen en kunnen er elk hun eigen ding doen. Ook de omgeving moet dat mee mogelijk maken, door een aanbod en verwevenheid van functies en voorzieningen voor zoveel als mogelijk gebruikersgroepen, maar ook het voorkomen van verwaarlozing en verval.”
Proefopstellingen zijn nuttig: “Bij het lanceren van een idee voor heraanleg is er vaak veel weerstand. Mensen zijn tevreden over wat ze kennen, waar ze mee vertrouwd zijn. De meerwaarde van een nieuwe situatie kunnen ze soms moeilijk inschatten. Tegelijk zijn ze bang voor hinder, ongemakken en niet bereikbaar zijn tijdens de uitvoering van de werken. Vooral bij handelaars speelt dat en sinds corona en de stijgende energieprijzen nog meer. Werken met tijdelijke opstellingen met bijvoorbeeld bloembakken, een parkeerplaats die plaats ruimt voor een boom, extra belijning, … kan je mensen laten kennismaken met de voorgestelde ingrepen en verbeteringen en een draagvlak creëren.”
Blijf burgers betrekken: “Betrekken van burgers mag niet stoppen eens de plannen klaar zijn. Omwonenden en gebruikers moeten betrokken blijven. Voor openbaar groen zijn kan dat door hen een rol te geven bij het planten en onderhouden ervan. Mogelijk kan het zelfs, conform de principes van een samentuin, ruimte bieden om groenten kweken of te evolueren naar een gezamenlijke pluktuin. Het is ineens een antwoord op de vraag van bewoners die graag met groen bezig zijn, maar die behoefte niet ingevuld krijgen en die zijn er langsom meer, kijk naar de lange wachtlijsten voor volkstuinen.
Geef vertrouwen: “Natuurgebieden worden steeds vaker beheerd door vrijwilligers. Waarom zou dat dan ook niet kunnen voor bijvoorbeeld buurtparken? Toegegeven dat gespecialiseerd groenwerk nog steeds in handen van vaklui moet blijven. Vertrouwen geven aan vrijwilligers creëert tegelijk kansen naar therapeutische werking van groen en dat voor alle mogelijke groepen, incluis mensen met een werkstraf of reïntegratieprogramma’s voor gedetineerden.”
Tuinstraten als levend labo: “Met het groeiende succes van deelauto’s en het verminderen van particulier autobezit, toename van deelfietsen en deelsteps, … kunnen woonstraten teruggegeven aan de bewoners. In overleg met de bewoners ervan ontstaan voortuinen, ruimte voor groen en bomen en nog extra klimaatgerichte ingrepen als waterinfiltratie en -buffering om plantsoenen en voortuintjes mee te bevloeien. Tuinstraten zijn zonder meer een levend labo over hoe we in de toekomst met openbare ruimte zullen omgaan.”
Zonder groen gaat de leefbaarheid van straat, plein en stad namelijk verloren.
Groen is meerwaarde: “Een publieke ruimte zonder groen kan, zie naar het strand. Groen gaat echter voor een meerwaarde en komt elke openbare ruimte in de bebouwde omgeving ten goede. Zonder groen gaat de leefbaarheid van straat, plein en stad namelijk verloren. Bovendien creëer je met groen niet alleen een gezellige buurt, maar pak je ineens het klimaat aan en dat zorgt voor verbetering van de leefkwaliteit en gezondheid.”
Opstap naar klimaatengagement: “De veelheid aan doemscenario’s over klimaat ontneemt mensen wel eens de moed om zelf tot actie over te gaan. Door hen mee verantwoordelijk te maken voor het groen in de publieke ruimte, creëer je terug hoop en resultaat. Dat ‘think globally, act locally’ werkt, dat bewijst de wereldwijde aanpak van de coronacrisis. Hopelijk werkt het voor klimaat net hetzelfde.”
Lange termijnplanning: “Verbindingen en doorgangen maken een stad gezellig en kaderen in een goed publiek ruimtebeleid. Het kan mogelijk gemaakt door de aanleg of behoud ervan te verplichten via vergunningen. Belangrijk is om een lange termijnvisie te hanteren. Het kan via een grond- en pandenbeleid dat consistent over legislaturen heen wordt aangehouden.”
Meer info: www.publiekeruimte.info