10 inzichten van emeritus professor Groenbeheer, Natuurbeheer en Ecologie Martin Hermy
Auteur: Marc Verachtert, groenjournalist
Martin Hermy heeft een duidelijke visie op bomen, getuige de boeiende inzichten en teksten in zijn boek ‘De juiste boom voor elke tuin’. Veel van wat in het boek aan bod komt geldt overigens ook voor groen in de publieke ruimte, zij het daar ook rekening moet gehouden met bijvoorbeeld minimale vrije stamhoogte en strooizouttolerantie.
“Bomen zijn er nooit genoeg, laat staan bomen die mooie toekomstkansen krijgen” stelt Martin Hermy, emeritus professor Groenbeheer, Natuurbeheer en Ecologie. Hij pleit ervoor dat we met zijn allen, overheden en verantwoordelijken op alle bestuursniveaus, professionals in alle mogelijke groendisciplines, maar ook onderwijsinstellingen en niet te missen, de inwoners van onze steden en gemeenten, samenwerken aan een groene toekomst. Zijn boeiende boek ‘De juiste boom voor elke tuin’ is daarbij een handige handleiding, want geeft boeiende achtergronden en laat kennismaken met het geheime leven in lichaam en ziel van bomen. Het boek is te waardevol en veelzijdig om in het bestel van dit artikel samen te vatten. Liever laten we u tien inzichten lezen die we puurden uit een ruimer gesprek dat we hadden met de emeritus professor.
1. Een park is geen bos
Een park met veel bomen wordt door het grote publiek vaak een bos genoemd. Maar dat is het meestal niet. Een oud bos kenmerkt zich door een grote biodiversiteit. Het impliceert dat soorten er zich spontaan vestigen. Het vraagt ruimte en heel veel geduld! De isolatie van de meeste parken maakt ze onbereikbaar voor typische bosplanten. De oppervlakte moet minstens twee tot driemaal de lengte en breedte hebben van de hoogte die volwassen bomen er kunnen bereiken voor je een echt bos-microklimaat hebt. Reken dus maar gemakshalve op 90 bij 90 meter of minstens een hectare.
Wil je in een nieuwe aanplanting een grote verscheidenheid aan soorten? Introduceer dan zelf soorten.
Zowat 30% van alle soorten, incluis bosanemoon en gele dovenetel, migreren namelijk slechts tussen 10 en 100 meter per eeuw. Inderdaad per eeuw! Ligt een andere (soortenrijk) bos tweehonderd meter verder dan slagen ze er zelfs amper in! Introduceren kan door zaaien en planten. Zaaien geeft minder succes omdat de zaailingen moeten optornen tegen wat er al groeit.
2. Maak bewoners mee verantwoordelijk
Boom- en bosplantacties zijn goed, maar gaan te vaak voor een niet opnemen van verantwoordelijkheid door particulieren. Heel wat mensen vinden dat bomen alleen maar in de openbare ruimte of in landbouwgebied kunnen. Het nimby-syndroom dus. We moeten bomen planten waar er ruimte is! Dus ook in tuinen. In Vlaanderen gaat het over een gigantische beschikbare ruimte. Zeker als je vergelijkt met Groot-Brittannië en Nederland is onze gemiddelde tuinoppervlakte erg groot. Het is een schitterende opportuniteit.
Ook al zijn particulieren misschien bang om bomen in hun tuin te zetten, ze moeten mee verantwoordelijk worden als we maar enigszins de klimaatverandering willen counteren.
3. Boomliefde gaat door de maag
Een boom is veel meer dan structuurelement in de tuin. Hij creëert beleving. Vandaar dat ik graag dingen die opvallen in de kijker zet: bloemen, eetbare vruchten, herfstkleur, … Het zelf willen kweken van gezond lekkers brengt jonge mensen terug bij bomen. Ze planten herinneringsbomen voor hun huwelijk of de geboorte van kinderen en kiezen voor bomen die eetbare vruchten geven. Als we inspelen op die trend, op wat door hun maag gaat, laten we ze ineens terug in contact komen met de seizoenen en de levensnoodzakelijke functies van bomen.
4. Laat stadsbomen niet afschrikken
Stadsbomen kosten geld. Soms veel geld. Het mag particulieren niet afschrikken om zelf bomen te planten. In een verstedelijkte omgeving met veel verharding en een gecompacteerde bodem kan je evenwel vaak niet anders dan ze groeikansen geven dan door in te zetten op kunst en vliegwerk als bijvoorbeeld ondergrondse bunkerstructuren. In een tuin is de situatie totaal anders en dat soort ingrepen niet nodig! Mensen moeten beseffen dat een boom een investering is die opbrengt! De 200 euro die ze neertellen voor een boom geeft hen tientallen jaren, mogelijk zelfs hun hele leven lang plezier, tenminste als die goed gekozen is. Afgezet op die tijdsdimensie is die 200 euro een peulenschil.
5. Creeër groene regels
Bij het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwbouw of grote renovatie van een gebouw wordt van alles opgelegd. Maar niet in geval van tuinen. Mogelijk wordt er nog net gezegd of er al dan niet een haag mag of moet komen. Over het planten van bomen en welke bomen wordt zelden tot nooit iets gezegd. Stellen dat dit privé is, is een drogreden.
Ook een woning is privaat. Bomen en een juiste soortkeuze die verder gaat dan een herhalen van wat buren hebben, heeft een impact op het aangenaam maken van de leefomgeving en gaat dus heel wat verder dan impact op de eigen tuin.
6. Schuif groen naar voor
Groen komt erg vaak te laat of zelfs niet aan bod in een planningsproces. Bij nieuwbouw- en renovatieprojecten wordt daardoor waardevol bestaand groen vaak gewoon weggeveegd, terwijl nieuw groen vrede moet nemen met bovengrondse restruimte en een plek dient te veroveren in een overhoopgehaalde, verdichte, soms zelfs vervuilde grond. Het creëert problemen die maar moeilijk op te lossen zijn. Schakel groeningenieurs, tuinarchitecten en biologen als kenners van de levende materie in het planningsproces. Dan kan dit soort problemen en onnodige uitgaven vermeden worden voor alle mogelijke bijsturingen om bomen de plaats te geven die ze verdienen.
Schakel groeningenieurs, tuinarchitecten en biologen als kenners van de levende materie in het planningsproces.
7. Het onderwijs moet bijleren
Het leren kennen van planten in het onderwijs wordt niet meer als belangrijk beschouwd. Men richt er zich liever naar nieuwe dingen dan op het doorgeven van basiskennis zoals het wegwijs maken in een groot aantal soorten. Het resulteert in veel copy-paste gedrag; het overal planten van ongeveer dezelfde soorten. Gaat er dan echter eens iets fout met die ene soort, mogelijk zelfs allemaal gekweekt als product van eenzelfde kloon, dan is er een groot probleem. Vandaar dat we maximaal moeten inzetten op diversiteit. Een aantal groendiensten zijn al duidelijk die weg ingeslagen. Het beeld van de klassieke dreef of kilometerslang dezelfde laanboom moeten we achter ons laten. Maar dat laatste is nog een grote stap.
8. Blik op de toekomst
Stadsbomen worden gemiddeld niet ouder dan 20 tot 30 jaar. Wat best een schande is. Een boom zit op dat ogenblik nog in zijn jonge fase. De meeste kunnen gemakkelijk 200 jaar worden. Oorzaak is meestal een ongunstige standplaats of heraanleg weginfrastructuur. Gelukkig zijn er al openbare besturen die het onderscheid maken tussen standplaatsen waar bomen kans hebben om oud te worden en de plekken waar het risico groot is dat ze die 20 of 30 jaar zelfs niet halen. Moeilijke plekken hoeven niet kaal te blijven. Plant er bomen die aangepast aan die beperkingen. Gaat het over beperkte bovengrondse ruimte, denk spontaan zuilvormige bomen.
9. Niet altijd eigen bomen eerst
Wat inheems en niet inheems is laat zich moeilijk aflijnen. De Spaanse aak bijvoorbeeld kwam in het grootste deel van Vlaanderen nooit voor, maar is wel inheems. Bovendien wordt al heel lang uitgangsmateriaal van zogeheten inheemse planten van andere streken in Europa ingevoerd.
Het kruisen met planten van elders kan verrijkend zijn en verbeterend werken. Kijk naar ziektebestendige iepen die door inkruising van Amerikaanse genen opnieuw toepasbaar zijn. Het kan dus helpen om eigen soorten te revitaliseren. Tegelijk hebben onze steden een andere microklimaat en bodem dan onze streekeigen planten gewoon waren. Het wil niet zeggen dat we inheemse planten moeten bannen. Het is geen of/of verhaal, maar een en-verhaal.
10. Diversiteit is biologische verzekering
Tot nog toe is de herkomst van bomen meestal niet aangegeven. Toch is ze extreem belangrijk. Een steeneik met herkomst uit de vlakte van de Rhônevallei s namelijk heel wat meer vorstgevoelig dan eentje gekweekt uit materiaal verzameld hoog op de hellingen van de Mont Ventoux.
Variatie in herkomsten vormt samen met diversiteit in soorten en leeftijd een biologische verzekering voor ons bomenbestand. Natuurlijk hoop je dat je ze, net als de verzekering van je woning of auto, nooit moet aanspreken. Als er wat fout gaat, ben je echter blij dat je ze hebt. Tegelijk laat herkomst je beter kiezen naargelang specifieke situaties. Denk droogte- en hittebestendige planten geschikt voor een stadsklimaat. Dat een verwijzing naar herkomst mogelijk is bewijst onder andere de bosboomsector. Daar is het systeem al langer ingeburgerd. Ook bij Plant van Hier wordt er naar verwezen, zij het bij hen voor een beperkt aantal soorten en herkomstgebieden.