Tekst: Michel Geys (ecologisch tuin- en landschapsarchitect)
Klimaatverandering en temperatuurstijging zijn bezorgdheden die ons allen aangaan. Om in onze steden op een efficiënte manier te komen tot temperatuurdaling biedt een specifieke plantenkeuze, op meerdere manieren aangebracht, een oplossing. Een gefaseerd maaibeheer in de stadsparken en het aanleggen van groencorridors zorgen bovendien voor het aantrekken van allerlei fauna en geeft hen de mogelijkheid tot migreren. Het ontharden van grote steenmassa’s is een noodzakelijke uitdaging in hedendaagse steden.
Groendaken
Het aanleggen van groendaken behoort tot de nuttige mogelijkheden. Bij groene daken in nieuwbouwprojecten, of indien een bestaande dakstructuur het toelaat, kan men overwegen om niet de klassieke sedumbegroeiing te gebruiken. Hierbij maakt men gebruik van een substraatlaag van 7 tot 15 cm dikte. Bij het aanbrengen van een dikkere laag (15 cm tot bvb. 40 cm) wordt de plantenkeuze aanzienlijk groter, er blijft meer water gebufferd en de planten krijgen een grotere dichtheid waardoor er automatisch een koelere omgeving ontstaat.
Bij het aanbrengen van een dikkere laag (15 cm tot bvb. 40 cm) wordt de plantenkeuze aanzienlijk groter, er blijft meer water gebufferd en de planten krijgen een grotere dichtheid waardoor er automatisch een koelere omgeving ontstaat.
Gevelbeplanting
Gevelbeplanting kent de laatste jaren een serieuze opmars. Het gebruik van hangende plasticzakken, stapelbakken en andere methodes om planten verticaal te laten groeien heeft als voordeel dat meerdere plantsoorten geschikt zijn en een fraaie eyecatcher vormen. Het is echter duur qua constructie, watervoorziening en onderhoud.
Als alternatief kunnen zelfhechtende klimplanten zoals klimop, klimhortensia en wilde wingerd gebruikt worden, vertrekkend van tussen de stoepstenen. Ze kunnen grote oppervlaktes bestrijken, voor verkoeling zorgen, straatgeluid absorberen en stof opslaan. Ze moeten bij overmatige groei wel gesnoeid worden, ze vragen extra aandacht om te voorkomen dat ze achter regenpijpen of onder dakpannen groeien.
Een andere mogelijkheid is het gebruik van klimhulpsystemen. Het aanbrengen van horizontale en verticale staalkabels zorgt dat klimrozen, kamperfoelie en anderen, mits bevestiging op enkele steunpunten, kunnen zorgen voor een bloemrijk straatbeeld. Men kan op elke verdieping, op elk terras, klimmers planten in plantenbakken en ze zo hun gang laten gaan tegen de gevel.
Stadsparken
Een stadspark bestaat voor een groot deel uit gemaaide gazons waar lichte recreatie mogelijk is. Een kruidengazon met madeliefjes, klaver e.a. zou nog beter zijn. Het gras niet te kort afmaaien zorgt ervoor dat het zichzelf meer schaduw geeft. Het droogt minder snel uit en wordt minder warm. Gefaseerd maaien, enkele stukken slechts om de 5 weken maaien, geeft kleine diertjes als kevers en sprinkhanen meer kans tot voort bestaan. Liefst bevatten parken ook een poel of vijver (let wel op de veiligheid van de kinderen), dan kunnen van hieruit amfibieën en libellen uitwaaieren naar de aanliggende stadstuintjes en kleine (zwem)vijvers van inwoners (kan uit folie bestaan of een voorgevormd pvc vijvertje). Op die manier vergroten we weerom de biodiversiteit.
Groencorridors
Het ideale scenario zou zijn dat alle parken door groencorridors met elkaar verbonden worden en zodoende met de aangrenzende tuintjes nog beter met het buitengebied aansluiten. De flora en de fauna met hun genetische diversiteit zullen zelf wel bepalen wie de ratrace naar de nabije toekomst zal halen en verder evolueren.
Het ideale scenario zou zijn dat alle parken door groencorridors met elkaar verbonden worden en zodoende met de aangrenzende tuintjes nog beter met het buitengebied aansluiten
Via de juiste inplanting van bomen, heesters, vaste planten en bloembollen in de lanen maak je een verbinding met het volgende park. Het zullen vooral de gevleugelde dieren zijn die op deze manier kunnen migreren. Door de afstand van het ene perk tot het volgende perk zo klein mogelijk te houden (in tuinstraten bijvoorbeeld zullen ook ongevleugelden hun territorium kunnen uitbreiden.
Stadstuintjes die aansluiten op het stadspark kunnen hiermee verbonden worden. Geen betonnen wal maar een omheining van gedoornde planten, al dan niet tegen een draadomheining. Geen ongenode gast die daar durft over te klimmen.
Beplantingssysteem
Steden vergroenen en verkoelen met het lokken van fauna als onderliggend doel, vergt de ontwikkeling van een beplantingssysteem om de aangetrokken fauna ook de kans van overleving te bieden.
Biodiversiteit speelt een cruciale rol opdat de stad geen ecologische val wordt voor de migrerende en nieuwe fauna. Kies voor beplanting die het hele jaar rond tegemoet komt aan de zaden-, bessen- en insectenhonger van vogels. Stuifmeel en nectarvoorziening is onontbeerlijk voor bijen en vlinders en wel van februari tot november.
Persoonlijk zou ik toekomstgericht, met de klimaatopwarming in het achterhoofd, opteren voor het gebruik van inheemse planten in de parken, maar ook voor hun zuidelijke inheemse soortgenoten die beter bestand zijn tegen hitte en droogte (linde, tamme kastanje, eik, esdoorn, haagbeuk,…). Laat ze hun genetische diversiteit maar met mekaar vermengen. Wat de laanbomen betreft, hierbij kan men beter kiezen voor hun cultuurvariëteiten die specifiek voor dit doel gekweekt zijn. Bomen met een dicht bladerdek genieten de voorkeur.
Ook nieuwe soorten die in Zuid-Europa inheems zijn, maar hier nog niet van nature voorkomen, kan men introduceren in de stad. Zo is de steeneik groenblijvend, behoudt de moseik de ganse winter zijn bruine blad en houdt de Italiaanse els zijn groene blad tot eind november en lokt hij in de winter tal van sijsjes, die verlekkerd zijn op de elzenproppen. Ook de Franse Tamarisk, de pruikenboom en enkele bremsoorten horen tot de mogelijkheden.
Ook nieuwe soorten die in Zuid-Europa inheems zijn, maar hier nog niet van nature voorkomen, kan men introduceren in de stad. Zo is de steeneik groenblijvend, behoudt de moseik de ganse winter zijn bruine blad en houdt de Italiaanse els zijn groene blad tot eind november.
Bepaalde uitheemse soorten kunnen eveneens een meerwaarde brengen. Een voorbeeld hiervan zijn de amberbomen (Liquidambar styraciflua) die op De Meir in Antwerpen al jaren het straatbeeld opfleuren en niet enkel in schaduw voorzien. In januari doen massa’s putters zich tegoed aan de zaden van deze bomen. Hongerige vogels zijn niet mensenschuw.
Beschutting tegen de koude en bescherming van de vogelnesten tegen predators mag niet uit het oog verloren worden. Een deel van de vogels broedt nog altijd in struiken en niet in nestkasten. De keuze van groenblijvende planten gecombineerd met doornige soorten en klimplanten is daarvoor een hulpmiddel. Hulst, egelantierroos en een bosrank samen geplant in één en hetzelfde plantgat vormt een ideale combinatie.
Wat de bijen en hommels betreft zijn bijenhotels een waardevolle aanvulling, maar weet dat slechts 20% van onze bijen ‘metselbijen’ zijn en 80% van onze bijenpopulatie ‘zandbijen’ zijn die zich ingraven in de bodem. Een onbegroeid stukje, iets of wat verhoogd zandbedje, doet hier wonderen. Om de bijen te ondersteunen zijn uitheemse bomen en struiken die bloeien van juli tot september zoals superbijenboom, honingboom en zevenzonenboom ideaal. In die periode kennen inheemse bomen geen bloei meer.
Tot de uitheemse planten behoren ook veel van onze voedselbosplanten. Wat is er fijner dan je tussendoortje op je terras, of in je tuintje van een struik te kunnen plukken. De vroegst eetbare bessen beginnen al te rijpen in mei nl. de honingbessen, gevolgd door trosbessen, stekelbessen tot de mispels in november.
Ontharding
Waar ontharding mogelijk is, m.a.w. het verwijderen van betegeling, maar waar een stabiele ondergrond noodzakelijk blijft voor parkeerplaats of brandweg, is het gebruik van een halfverharding een mogelijkheid. Hier wordt gebruik gemaakt van gebroken betonpuin (0-40 mm) of een ander materiaal om er gras of een kruidenmengsel van tredplanten in te zaaien. Het zijn plantsoorten die de steenachtige en verharde ondergrond goed verdragen.
De ideale ingreep zou natuurlijk zijn: het (deels) vervangen van verharding door beplanting. De term ‘koude halfverharding’ wordt gebruikt voor een product dat bestaat uit gemalen steentjes (nieuwe en hergebruik) die door bio-polymeren aan mekaar kleven. Het heeft als voordeel dat een sterk verharde toplaag ontstaat die geen onkruiden doorlaat. Bij overvloedige regenval ontstaat geen papperige brij. Deze halfverharding slaat het water op als een spons en geeft het later door verdamping terug vrij waardoor een koele omgeving ontstaat.
Wetenschappers vrezen dat het kantelpunt voor een gezonde en leefbare aardbol reeds gepasseerd is. Vele kleine initiatieven kunnen echter zorgen voor een wereld van verschil.
Sinds de industriële revolutie is onze blauwe planeet op velerlei vlakken bestookt: bodemrijkdommen tot het uiterste geëxploiteerd, massa’s groen verdween, plastiek werd een goedkoop en gemakkelijk maar slecht te recycleren product. Politieke onwil is van alle tijden, grootmachten en multinationals houden de touwtjes in handen. Wetenschappers vrezen dat het kantelpunt voor een gezonde en leefbare aardbol reeds gepasseerd is. Vele kleine initiatieven kunnen echter zorgen voor een wereld van verschil. Er bestaan massa’s steden die door massa’s helpende handen vergroend kunnen worden en tenslotte:
De natuur heeft tijd, veel tijd. Ze evolueert, ze verdwijnt (door ons) en komt dan onder een andere vorm terug, evolueert weer,…