5.12.2019
Als tuin-of landschapsarchitect moet je durven verder vooruit kijken, zeker als je met levend goed een bepaalde sfeer schept. Of een boom zich al dan niet tegen de zich wijzigende klimatologische omstandigheden kan aanpassen moet zeker meegenomen worden bij de keuze van toekomstige projecten.
Ik wil het hier echter vooral hebben over de uitstraling en de daarmee vaak gepaard gaande ‘houdbaarheidsdatum’ van bomen in onze tuinen.
Tuinen zijn vaak te klein voor grote bomen. De doorsnee bewoner ziet bij het woord boom nog al te vaak het beeld van een uit de kluiten gewassen populier, eik of beuk voor zich. Dergelijke grote bomen moeten waar het kan zoveel mogelijk aangeplant worden waar er voldoende ruimte voor is. Het jonge stadium van hoogstammige bosbomen duurt meerdere generaties. Het is een feit dat zij in onze kleine tuinen veelal teveel ruimte in beslag nemen en teveel schaduw en bladval geven. Hierdoor zijn deze bomen veel minder geliefd als aanplant in onze kleine verkavelingstuinen. Bij de verkoop van een bestaande woning zal de volgende eigenaar eerder over gaan tot het vellen van de boom omdat deze al te groot is en te weinig meerwaarde biedt aan de tuin. Helemaal potsierlijk wordt het als een te grote boom gekandelaberd wordt tot een onnatuurlijk gedrocht.
Er bestaan zoveel andere kleiner blijvende -al dan niet inheemse -bomen die karakter binnen de perceelgrenzen kunnen brengen. We zoeken best naar de combinatie van kleinere bomen die lang leven en een hogere biodiversiteitswaarde aan een tuin kunnen toevoegen. Een duurzame beplanting is de basis van elke tuin.
Bomen die snel een volwassen indruk geven met een snelle verruwing van stam en takken en een volwassen kroon voegen cachet toe, roepen emoties op en worden hierdoor gerespecteerd. Het zijn die ankers in een tuinlandschap die we het liefst meerdere generaties lang behouden.
Deze blijvers hebben immers niet alleen hun schoonheid mee, naarmate ze ouder worden verhogen ze steeds meer de biodiversiteit.
Al kan een zomereik Quercus robur volgens verschillende studies meer dan 400 soorten insecten onderdak geven, er zijn verschillende soorten kleine bomen die soms niet veel moeten onderdoen voor deze reus.
Neem nu de inheemse hazelaar Corylus avellana. Als lid van de familie van de betulacaea heeft deze relatief goedkope inheemse boom al snel een volwassen indruk. Het is een boom die als heester of kleine meerstammige boom wordt beheerd. Een hazelaar kan vlot verjongd worden, door uitlichting van zijn takkenstelsel kan je van de hazelaar een magnifieke boom maken. De hazelaar kan tot 150 jaar oud worden. In de wintermaanden is zijn zachtgele bloei zeer mooi en levert deze zeer vroeg op het jaar veel stuifmeelpollen voor zowel de gedomesticeerde als de wilde bijen.
Zijn zachte en snel verterend blad is een aantrekkingsoord voor meer van 100 verschillende soorten insecten. Het is de gastheer voor de groene en de gele hazelaarsluis. Deze laatste zijn op hun beurt aantrekkelijk voor tal van soorten nuttige roofinsecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, zweefvliegen) die kunnen dienen als natuurlijke vijanden voor andere planten in de tuin. Het lichte blad filtert het zonlicht. In het najaar levert de hazelaar voedsel onder de vorm van hazelnoten voor muizen, eekhoorn en Vlaamse gaai.
Een andere kleine inheemse boom is de veldesdoorn Acer campestre uit de Sapindaceae familie. Deze kan tot 300j oud worden. Deze kan zowel als kleine hoogstam of karaktervolle meerstammige hoge heester of als haag ingezet worden. De veldesdoorn is een zeer goede drachtplant voor bijen en dan voornamelijk voor heel wat soorten wilde bijen. Zijn vruchten zijn geliefd bij heel wat vogelsoorten.
De inheemse meidoorn Crataegus monogyna uit de Rosaceae familie is eveneens een topper die tot 100 j oud kan worden. Deze boom levert niet alleen wintervoer voor de vogels, een meidoorn kan tot 200 soorten insecten en mijten huisvesten. Een meidoorn is van belang voor het in stand houden van de populaties honingbijen. Zijn grillig takkenstelsel en het feit dat hij doornen heeft zorgt ervoor dat hij een veilige nestplaats kan bieden aan heel wat vogelsoorten. Een meidoorn kan uiteraard ook toegepast worden als haag en laat zich gewillig in allerlei vormen snoeien.
Het is niet omdat een boom niet inheems is dat hij geen bijdrage kan leveren aan de biodiversiteit in onze tuinen.
De leder- of hopboom Ptelea trifoliata uit de Rutaceae familie is een waardplant en voedselplant voor bijen, hommels en vlinders. Het blad geurt bovendien heerlijk naar citrus. De groenwitte bloemtuilen ogen zeer mooi en de nootvruchtjes blijven lang hangen. In de herfst kleurt het blad schitterend geel.
De storaxboom Styrax japonica uit de Storax familie is ook een ondergewaardeerde boom en zou meer in tuinen moeten toegepast worden. Zijn geurende klokvormige bloemen zijn heel sierlijk en de witte ovale besjes mogen ook gezien worden. In de herfst kleuren de bladeren schitterend oranjerood. Ook deze soort is een belangrijke drachtplant voor bijen en een voedselplant voor vogels. Een storaxboom kan zeer oud worden.
Bovenstaande vernoemde bomen zijn stuk voor stuk bomen die al dan niet met een gepaste snoeiwijze respect kunnen afdwingen. Het zijn ‘pieces uniques’ die een tuin over de generaties heen body geven. Een volgende bewoner zal hierdoor tweemaal nadenken vooraleer hij een dergelijk exemplaar gaat rooien. Bij de herinrichting van een bestaande tuin blijven deze bomen dan ook bij voorkeur een grote rol spelen in een nieuw buitenconcept.
Dergelijke met zorg uitgekozen bomen kunnen een grote bijdrage leveren om restanten van belangrijke ecologische verbindingswegen opnieuw te gaan linken met elkaar.
De houtkanten die vroeger in het landschap talrijk aanwezig waren zijn sterk achteruitgegaan door de schaalvergroting van de landbouw en door de lintbebouwing. Door in woonwijken perceel na perceel een paar van deze sterkhouders aan te planten krijgt men opnieuw een langgerekt lint van houtige gewassen die een biotoop vormen met op faunistisch vlak een veel hogere soortensamenstelling. Deze bomen zijn niet alleen een corridor voor de insecten maar ook vleermuizen, andere zoogdieren en vogels kunnen rustig en veilig migreren, foerageren en nestelen. We moeten hierbij ook eens durven stil staan bij het te pas en te onpas toepassen van ondoordringbare omheiningen. Door kleinmazige omheiningen te plaatsen met een betonboord verhinderen we onder meer de migratie van egels en amfibieën doorheen de tuinen. Egels moeten hierdoor steeds weer de straat oversteken waar ze meestal slachtoffer worden van het verkeer. Amfibieën kunnen niet meer tot bij hun geboortepoel geraken. Vaak zijn deze omheiningen duur en overbodig. Door hier doordacht mee om te springen kan de connectiviteit tussen bomen en heesters onderling hersteld worden en zo opnieuw een aansluiting vinden met de overgebleven punten en lijnen (houtkanten, knotbomen, heggen, dreven) in het open landschap.
Onder deze bomen die eerder het licht filteren dan dat zij voor volle schaduw zorgen is het mogelijk om een diverse plantengemeenschap te laten groeien. Zo kunnen deze kleine tuinen uitgroeien tot een echte levensgemeenschap voor fauna en flora.
Deze minder hoge bomen geven lichte schaduw op gevels en op buitenplaatsen waar dat gewenst is en zorgen zo voor de nodige verkoeling voor de bewoners tijdens de zomer. Door hun geringere hoogte zijn ze nauwelijks storend voor daken die tegenwoordig vol liggen met zonnepanelen. Voor deze laatste worden al te vaak bestaande bomen gerooid. Er zou op zijn minst een aangepast reglement moeten komen voor het vellen van bomen op minder dan 15m van de woning. Een vergunning zou verplicht moeten aangevraagd worden voor het vellen van een boom die op minder dan 15m van de woning staat omwille van de ‘schadelijkheid’ voor het rendement van toekomstige zonnepanelen. Het is dan ook aan de besturen om daar oordeelkundig mee om te gaan vooraleer een vergunning al dan niet verleend wordt.
In de steden en in dorpskernen, langs wegen, lanen en in voortuinen zou deze werkwijze veel meer moeten toegepast worden.
In een dreef kan er gerust een tussenbeplanting van heesters toegepast worden net als het principe van een middelhoutbos, zij het dan eerde in een smalle toepassing ervan. Ook de voortuinstrook van kleine tuinen verdient meer aandacht en waarom niet het beheer van de smalle voortuinstroken binnen nieuwe verkavelingen toevertrouwen aan de dienstdoende overheid? Door een totaalplan voor een straat te laten opstellen door een landschapsarchitect kan ook hier heel wat meer biodiversiteit gecreëerd worden. De overheden zouden hierin het voortouw moeten nemen om dit op te leggen als een nieuwe standaard in de bouwvergunning van de verkavelaar. De nu kaarsrechte omheinde, omhaagde, bestraatte of met gazon ingezaaide stroken kunnen een creatieve insteek best gebruiken. Door ook het openbare (gras) strook te betrekken bij het ontwerp kan er een grote meerwaarde gecreëerd worden. Dat kan perfect door bij de aanleg van nieuwe stratentracés kokers te gebruiken met ruimte voor toekomstige aanpassingen voor nieuwe leidingen. Een andere visie kan ook voor een hogere veiligheid zorgen in het verkeer zonder hiervoor andere dure verkeersremmende maatregelen te moeten toepassen. Een jaarlijkse samenwerkdag per straat om de voortuinen gezamenlijk te onderhouden zou een schitterend initiatief kunnen zijn waarbij de bewustmaking van het belang van meer groen en de sociale cohesie tussen de bewoners onderling alleen maar kan versterkt worden.
Auteur: Jurgen Van de Walle, Tuin- en landschapsarchitect
Dit artikel is een pleidooi voor het aanplanten en het behoud van bomen in tuinen en dat over de generaties heen.
Bomen, klimaatbomen, toekomstbomen zijn niet meer uit de media weg te slaan
Als tuin-of landschapsarchitect moet je durven verder vooruit kijken, zeker als je met levend goed een bepaalde sfeer schept. Of een boom zich al dan niet tegen de zich wijzigende klimatologische omstandigheden kan aanpassen moet zeker meegenomen worden bij de keuze van toekomstige projecten.
Ik wil het hier echter vooral hebben over de uitstraling en de daarmee vaak gepaard gaande ‘houdbaarheidsdatum’ van bomen in onze tuinen.
Tuinen zijn vaak te klein voor grote bomen. De doorsnee bewoner ziet bij het woord boom nog al te vaak het beeld van een uit de kluiten gewassen populier, eik of beuk voor zich. Dergelijke grote bomen moeten waar het kan zoveel mogelijk aangeplant worden waar er voldoende ruimte voor is. Het jonge stadium van hoogstammige bosbomen duurt meerdere generaties. Het is een feit dat zij in onze kleine tuinen veelal teveel ruimte in beslag nemen en teveel schaduw en bladval geven. Hierdoor zijn deze bomen veel minder geliefd als aanplant in onze kleine verkavelingstuinen. Bij de verkoop van een bestaande woning zal de volgende eigenaar eerder over gaan tot het vellen van de boom omdat deze al te groot is en te weinig meerwaarde biedt aan de tuin. Helemaal potsierlijk wordt het als een te grote boom gekandelaberd wordt tot een onnatuurlijk gedrocht.
Er bestaan zoveel andere kleiner blijvende -al dan niet inheemse -bomen die karakter binnen de perceelgrenzen kunnen brengen. We zoeken best naar de combinatie van kleinere bomen die lang leven en een hogere biodiversiteitswaarde aan een tuin kunnen toevoegen. Een duurzame beplanting is de basis van elke tuin.
Bomen die snel een volwassen indruk geven met een snelle verruwing van stam en takken en een volwassen kroon voegen cachet toe, roepen emoties op en worden hierdoor gerespecteerd. Het zijn die ankers in een tuinlandschap die we het liefst meerdere generaties lang behouden.
Deze blijvers hebben immers niet alleen hun schoonheid mee, naarmate ze ouder worden verhogen ze steeds meer de biodiversiteit.
Al kan een zomereik Quercus robur volgens verschillende studies meer dan 400 soorten insecten onderdak geven, er zijn verschillende soorten kleine bomen die soms niet veel moeten onderdoen voor deze reus.
Neem nu de inheemse hazelaar Corylus avellana. Als lid van de familie van de betulacaea heeft deze relatief goedkope inheemse boom al snel een volwassen indruk. Het is een boom die als heester of kleine meerstammige boom wordt beheerd. Een hazelaar kan vlot verjongd worden, door uitlichting van zijn takkenstelsel kan je van de hazelaar een magnifieke boom maken. De hazelaar kan tot 150 jaar oud worden. In de wintermaanden is zijn zachtgele bloei zeer mooi en levert deze zeer vroeg op het jaar veel stuifmeelpollen voor zowel de gedomesticeerde als de wilde bijen.
Zijn zachte en snel verterend blad is een aantrekkingsoord voor meer van 100 verschillende soorten insecten. Het is de gastheer voor de groene en de gele hazelaarsluis. Deze laatste zijn op hun beurt aantrekkelijk voor tal van soorten nuttige roofinsecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, zweefvliegen) die kunnen dienen als natuurlijke vijanden voor andere planten in de tuin. Het lichte blad filtert het zonlicht. In het najaar levert de hazelaar voedsel onder de vorm van hazelnoten voor muizen, eekhoorn en Vlaamse gaai.
Een andere kleine inheemse boom is de veldesdoorn Acer campestre uit de Sapindaceae familie. Deze kan tot 300j oud worden. Deze kan zowel als kleine hoogstam of karaktervolle meerstammige hoge heester of als haag ingezet worden. De veldesdoorn is een zeer goede drachtplant voor bijen en dan voornamelijk voor heel wat soorten wilde bijen. Zijn vruchten zijn geliefd bij heel wat vogelsoorten.
De inheemse meidoorn Crataegus monogyna uit de Rosaceae familie is eveneens een topper die tot 100 j oud kan worden. Deze boom levert niet alleen wintervoer voor de vogels, een meidoorn kan tot 200 soorten insecten en mijten huisvesten. Een meidoorn is van belang voor het in stand houden van de populaties honingbijen. Zijn grillig takkenstelsel en het feit dat hij doornen heeft zorgt ervoor dat hij een veilige nestplaats kan bieden aan heel wat vogelsoorten. Een meidoorn kan uiteraard ook toegepast worden als haag en laat zich gewillig in allerlei vormen snoeien.
Het is niet omdat een boom niet inheems is dat hij geen bijdrage kan leveren aan de biodiversiteit in onze tuinen.
De leder- of hopboom Ptelea trifoliata uit de Rutaceae familie is een waardplant en voedselplant voor bijen, hommels en vlinders. Het blad geurt bovendien heerlijk naar citrus. De groenwitte bloemtuilen ogen zeer mooi en de nootvruchtjes blijven lang hangen. In de herfst kleurt het blad schitterend geel.
De storaxboom Styrax japonica uit de Storax familie is ook een ondergewaardeerde boom en zou meer in tuinen moeten toegepast worden. Zijn geurende klokvormige bloemen zijn heel sierlijk en de witte ovale besjes mogen ook gezien worden. In de herfst kleuren de bladeren schitterend oranjerood. Ook deze soort is een belangrijke drachtplant voor bijen en een voedselplant voor vogels. Een storaxboom kan zeer oud worden.
Bovenstaande vernoemde bomen zijn stuk voor stuk bomen die al dan niet met een gepaste snoeiwijze respect kunnen afdwingen. Het zijn ‘pieces uniques’ die een tuin over de generaties heen body geven. Een volgende bewoner zal hierdoor tweemaal nadenken vooraleer hij een dergelijk exemplaar gaat rooien. Bij de herinrichting van een bestaande tuin blijven deze bomen dan ook bij voorkeur een grote rol spelen in een nieuw buitenconcept.
Dergelijke met zorg uitgekozen bomen kunnen een grote bijdrage leveren om restanten van belangrijke ecologische verbindingswegen opnieuw te gaan linken met elkaar.
De houtkanten die vroeger in het landschap talrijk aanwezig waren zijn sterk achteruitgegaan door de schaalvergroting van de landbouw en door de lintbebouwing. Door in woonwijken perceel na perceel een paar van deze sterkhouders aan te planten krijgt men opnieuw een langgerekt lint van houtige gewassen die een biotoop vormen met op faunistisch vlak een veel hogere soortensamenstelling. Deze bomen zijn niet alleen een corridor voor de insecten maar ook vleermuizen, andere zoogdieren en vogels kunnen rustig en veilig migreren, foerageren en nestelen. We moeten hierbij ook eens durven stil staan bij het te pas en te onpas toepassen van ondoordringbare omheiningen. Door kleinmazige omheiningen te plaatsen met een betonboord verhinderen we onder meer de migratie van egels en amfibieën doorheen de tuinen. Egels moeten hierdoor steeds weer de straat oversteken waar ze meestal slachtoffer worden van het verkeer. Amfibieën kunnen niet meer tot bij hun geboortepoel geraken. Vaak zijn deze omheiningen duur en overbodig. Door hier doordacht mee om te springen kan de connectiviteit tussen bomen en heesters onderling hersteld worden en zo opnieuw een aansluiting vinden met de overgebleven punten en lijnen (houtkanten, knotbomen, heggen, dreven) in het open landschap.
Onder deze bomen die eerder het licht filteren dan dat zij voor volle schaduw zorgen is het mogelijk om een diverse plantengemeenschap te laten groeien. Zo kunnen deze kleine tuinen uitgroeien tot een echte levensgemeenschap voor fauna en flora.
Deze minder hoge bomen geven lichte schaduw op gevels en op buitenplaatsen waar dat gewenst is en zorgen zo voor de nodige verkoeling voor de bewoners tijdens de zomer. Door hun geringere hoogte zijn ze nauwelijks storend voor daken die tegenwoordig vol liggen met zonnepanelen. Voor deze laatste worden al te vaak bestaande bomen gerooid. Er zou op zijn minst een aangepast reglement moeten komen voor het vellen van bomen op minder dan 15m van de woning. Een vergunning zou verplicht moeten aangevraagd worden voor het vellen van een boom die op minder dan 15m van de woning staat omwille van de ‘schadelijkheid’ voor het rendement van toekomstige zonnepanelen. Het is dan ook aan de besturen om daar oordeelkundig mee om te gaan vooraleer een vergunning al dan niet verleend wordt.
In de steden en in dorpskernen, langs wegen, lanen en in voortuinen zou deze werkwijze veel meer moeten toegepast worden.
In een dreef kan er gerust een tussenbeplanting van heesters toegepast worden net als het principe van een middelhoutbos, zij het dan eerde in een smalle toepassing ervan. Ook de voortuinstrook van kleine tuinen verdient meer aandacht en waarom niet het beheer van de smalle voortuinstroken binnen nieuwe verkavelingen toevertrouwen aan de dienstdoende overheid? Door een totaalplan voor een straat te laten opstellen door een landschapsarchitect kan ook hier heel wat meer biodiversiteit gecreëerd worden. De overheden zouden hierin het voortouw moeten nemen om dit op te leggen als een nieuwe standaard in de bouwvergunning van de verkavelaar. De nu kaarsrechte omheinde, omhaagde, bestraatte of met gazon ingezaaide stroken kunnen een creatieve insteek best gebruiken. Door ook het openbare (gras) strook te betrekken bij het ontwerp kan er een grote meerwaarde gecreëerd worden. Dat kan perfect door bij de aanleg van nieuwe stratentracés kokers te gebruiken met ruimte voor toekomstige aanpassingen voor nieuwe leidingen. Een andere visie kan ook voor een hogere veiligheid zorgen in het verkeer zonder hiervoor andere dure verkeersremmende maatregelen te moeten toepassen. Een jaarlijkse samenwerkdag per straat om de voortuinen gezamenlijk te onderhouden zou een schitterend initiatief kunnen zijn waarbij de bewustmaking van het belang van meer groen en de sociale cohesie tussen de bewoners onderling alleen maar kan versterkt worden.