Interview met Patrick Everaerts, landschapsarchitect voor de stad Beringen
De Beringse mijnsite is de Belgische inzending voor de Europese wedstrijd ‘European Green City Award. Patrick Everaerts begeleidt al dertig jaar als landschapsarchitect diverse groenprojecten in Beringen en staat ook in voor eigen ontwerpen. Hij is trots op de nominatie, maar past voor zelfgenoegzaamheid. “Bij bomen zie je soms pas na 10 of 20 jaar of je de juiste keuze hebt gemaakt. Het is voortdurend bijleren en bijsturen. Maar dat maakt het juist zo interessant. ”
De mijnsite van Beringen omvat een aantal pleinen en straten waar gekozen werd voor een opvallend groene inkleuring. Patrick Everaerts volgde deze projecten mee op, van ontwerpfase tot definitieve oplevering.
De mijnsite Beringen associëren we meer met steenkool en stof dan met bomen en groen. Is die aandacht er altijd geweest?
Patrick Everaerts: “Eigenlijk wel. Reeds bij het bouwen van de mijnwerkerswoningen werd uitgegaan van de tuinwijkgedachte. Alle voortuintjes kregen een uniforme haagbeplanting en in de straten werden bomen geplant. Later, na de sluiting van de steenkoolmijn werd in 1989 gekozen om de ‘stoffige’ steenkoolterrils om te vormen tot groene zones. Er werd wat groen aangeplant maar grotendeels is het vergroenen van de terrils het werk van moeder natuur. De herbestemming van de gebouwen heeft in dat opzicht veel langer geduurd.”
Beringen blijft zijn mijnverleden koesteren. Legt dat beperkingen op, of werkt het net inspirerend?
PE: “Beide. Waar heel Beringen-Mijn in het teken stond van de mijnbouw, worden er nu tal van functies gecombineerd zoals werk, recreatie, toerisme en sport. Het groen werkt daarbij als bindmiddel. Ook willen we de natuurlijke begroeiing terug kansen geven binnen de verstedelijkte industriële context. Veel straten en pleinen zijn geklasseerd erfgoed, dus het is wel kijken wat waar past.”
Eén van de sites die een metamorfose heeft ondergaan was het vroegere park van de directeurswoning. Welke rol heeft het groen daarin gespeeld?
“Van het prestigieuze park restte eind jaren ’90 niet veel meer: de woning was afgebrand en het park was verloederd. Na zonsondergang bleef je liever weg uit dit park met typische stedelijke overlastproblemen. Door de padenstructuren te herstellen, de fruitboomgaard opnieuw aan de leggen, er fitnesstoestellen en een Finse piste aan te leggen werd het echt een gebruikspark. Klachten zijn er nu nog nauwelijks. De groene opwaardering heeft er echt positief bijgedragen aan de gemeenschap.”
Jullie dachten in het park ook aan de biodiversiteit met bloeirijke grasranden, een insectenhotel en bijenkasten. Ook met de beplanting hadden jullie hier aandacht voor?
“Ja, zo voorzagen we in 2015 de nieuwe dreef in het park van esdoorns (Acer platanoides ‘Cleveland’), omdat deze voor bijen van grotere waarde zijn. Ook op andere sites kozen we voor bloeiende bomen zoals Tilia of Sophora in combinatie met een bloemrijke onderbegroeiing.”
Sophora is een voorbeeld van een boom die in onze streken niet inheems is. Is dat iets waar jullie gevoelig voor zijn?
“Bij de keuze van een boom houden we vooral rekening met de standplaatsgeschiktheid, de juiste boom op de juiste plaats. In een verstedelijkte omgeving met smalle straten is het niet altijd evident om inheemse soorten toe te passen; deze zijn meestal te groot. Dat in combinatie met de klimaatverandering zorgt ervoor dat er ook exoten in onze plantenlijst staan. Belangrijk bij toepassing van exoten is dat deze niet invasief mogen zijn zodat ze de inheemse flora niet verdringen.”
Is dat iets wat elke gemeente voor zich moet uitvissen, of zijn er overkoepelende initiatieven?
“Er is een provinciale aanpak. Binnen de provincie Limburg werd er onlangs een expertengroep opgericht die bekijkt welke niet-invasieve bomen het meest geschikt zijn tegen de klimaatverandering. Er zal een lijst opgemaakt worden die alle Limburgse gemeenten dan als hulpmiddel kunnen gebruiken. Een hulpmiddel, want op de schrale zandgrond van Beringen gedijen uiteraard andere soorten dan op de zwaardere Haspengouwse bodem.”
In een verstedelijkte omgeving met smalle straten is het niet altijd evident om inheemse soorten toe te passen; deze zijn meestal te groot. Dat in combinatie met de klimaatverandering zorgt ervoor dat er ook exoten in onze plantenlijst staan.
Als derde grootste stad van Limburg is het verstedelijkt karakter ook van belang ongetwijfeld.
“Ja, in een stedelijke omgeving is er niet altijd de geschikte ruimte om bomen aan te planten. Dikwijls verengt de keuze zich tot smalle boomvormen. Bij aanplant moeten we ook rekening houden met vandalisme. Om die reden zijn we overgeschakeld naar grotere boommaten – minimum 18/20 met kluit. Maar dan is de hergroei moeilijker, dus overwegen we om terug een maatje kleiner aan te planten. Bij onderbegroeiing is vertrappeling een risico. We kiezen daarbij voor sterke planten en beschermen deze ook met paaltjes en draad.”
Een goede bodemvoorbereiding kan ook al helpen.
“Dat is zo, bij bomen maken we een plantgat van ongeveer 2 x 2 meter en 80 cm diep. Een grotere oppervlakte is beter maar is niet altijd beschikbaar. De helft van de uitgegraven grond vervangen we door nieuwe, goede teelaarde, gemengd met de overgebleven helft. Zo krijgen de boomwortels een goede start, maar komen ze ook meteen in contact met de omliggende grond. Op die manier groeien de wortels sneller door.
Ook hebben we al wat ervaring opgedaan met het zogenaamde ‘ploffen’ van bomen, waarbij de bodemverdichting rond bomen wordt losgemaakt, en we tegelijkertijd bodemverbeteraars en mycorrhiza injecteren.”
Bij openbaargroenprojecten wordt er vaak een beroep gedaan op studiebureaus. In hoeverre kan de gemeente dan nog zelf sturen?
“Bij de start van een project door een extern studiebureau, werkt het bureel een voorstel uit, rekening houdend met de wensen van het bestuur. Die ontwerpen kunnen bijgestuurd worden. Studiebureaus kennen immers niet altijd de plaatselijke problematiek. Als gemeenten hebben we soms simpelweg een andere insteek, omdat we bijvoorbeeld rekening moeten houden met een efficiënt onderhoud achteraf.”
En in de boomkeuzes die gemaakt worden?
“Aanplantingen gebeuren meestal door externe firma’s, dus de keuze van de boomteler maken wij niet. Maar zodra de aannemer gekend is die de aanplanting gaat uitvoeren, controleren we wel de bomen op de kwekerij zelf. We geven dan iedere boom die bij levering aanwezig moet zijn een label, om misbruik te voorkomen. Sinds dat we hier tien jaar geleden mee gestart zijn, krijgen we kwalitatief veel betere bomen.”
Als gemeenten hebben we soms simpelweg een andere insteek dan studiebureaus, omdat we bijvoorbeeld rekening moeten houden met een efficiënt onderhoud achteraf.
Is dat een sleutel tot succes?
“Toch voor een deel. Al hangt succes van tal van factoren af. Soms zien we dat soorten die 20-30 jaar geleden het goed deden, het plots veel minder doen. Bij andere bomen die het goed doen, kunnen soms onverwachte nadelen opduiken. Sierperelaars die bijvoorbeeld meer vruchten dragen dan voorspeld. Het rottend fruit kan dan aanleiding geven tot wespenoverlast en valpartijen. Maar je kan ook bomen hebben die veel breder uitgroeien dan beschreven, of die een wortelgestel hebben dat diep in de rioleringen blijkt te dringen.
Ook kozen we eens Gleditsia’s met kleine blaadjes die snel verteren en geen overlast zouden veroorzaken. Maar toen kregen we klachten dat deze blaadjes hardnekkig aan de schoenen blijven kleven. Zo leer je altijd bij, zelfs nog na 30 jaar, en dat maakt deze job zo boeiend.”
Tot slot: De voordelen van groen in de stad zijn algemeen bekend. Moeten overheden ook aan het draagvlak bij de bevolking werken?
“Ik vind van wel. Enerzijds mag je klachten over bijvoorbeeld bladval niet zomaar wegwuiven. Maar anderzijds kunnen de voordelen van groen niet genoeg benadrukt worden. Een leefbare, groene stad is immers niet alleen een zaak van openbaar groen, maar ook van talrijke kleine en grote tuinen. En daar is er met al die verhardingen eveneens nog veel potentieel.”
De wedstrijd ‘Green cities for a sustainable Europe’ kent deelnemers uit zeven landen: België, Bulgarije, Nederland, Denemarken, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In ons land trekken VLAM en AVBS de wedstrijd. Een deskundige jury, waarin ook vertegenwoordigers van elke AVBS-boomkwekerijgilde verkoos de koolmijnsite van Beringen uit 17 gerealiseerde openbaargroenprojecten.